MODELBOUW DOOR
ALBERTSCHOLTHEIS
De natuur
Naast de techniek, het railplan en het rijdend materieel bepalen de huizen en de natuur het karakter van de baan.
Mijn modelbaan geeft een fantasieland weer, dus was ik vrij om een landschap te kiezen. Ik koos voor een berglandschap en wel om drie redenen. Ten eerste is dit totaal verschillend ten opzichte van het landschap waarin we wonen. Ten tweede geeft een berglandschap meer mogelijkheden om toch veel rails aan te leggen zonder dat het landschap een wirwar van spoorstaven wordt. Je kunt spoortrajecten in tunnels laten verdwijnen of achter bergmassieven verscholen laten gaan. Ten derde prikkelt een berglandschap de fantasie. Dit komt omdat een berglandschap ( net als een bosgebied) veel aan het oog onttrekt. Wat je niet ziet suggereert wel het een en ander en details ontdek je pas na enig kijken.
Er zijn verscheidene manieren om
bergen te maken en zoals bij vele zaken paste ik een eigen werkwijze toe. Daar
mijn baan permanent staat opgesteld hoefde ik geen rekening te houden met
transportmogelijkheden en dus speelde gewicht amper een rol. Nu was mij
opgevallen dat, als ik met mijn hond in het bos wandelde, dat oude boomstronken
die grotendeels onder de grond hadden gezeten, bijzonder grillige vormen konden
hebben. In gedachten
zag ik er kleine boompjes op staan en dan zag ik al een schilderachtig
bergmassief. Ik haalde dus oude boomstronken uit de grond, raspte met een
staalborstel de weke delen er uit en liet de stronk geruime tijd in heet
sodawater staan om te ontsmetten en van organismen te ontdoen. De stronken
werden dan gedroogd en dan bleken er vaak holvormige openingen en puntige harde
uitsteeksels te zijn. Als de geselecteerde stronken geheel uitgedroogd waren
werden ze op de bewuste plek op de baan opgestapeld. Daarboven kwam een plateau
van triplex of MDF-plaat op poten waarop weer andere boomstronken werden
geplaatst tot de gewenste hoogte
( passend tussen de aangelegde spoortrajecten.) De ruimten er tussen werden
opgevuld met purschuim (polyurethaanschuim) en na expansie en droging
bijgesneden. De kleine kieren werden
gevuld met acrylaatkit. Daarna werd het geheel beschilderd met latexverf ( met
enig houtlijm) in verschillende grijstinten, hier en daar geaccentueerd met
zwart, bruin en groen. De horizontale delen en de hellingen werden daarna
bekleed met strooisel waarna het aanplanten van bomen en struiken volgde.
Op deze manier krijg je natuurlijke vormen die je met boetseren zelf niet zou bedenken en die talrijke mogelijkheden bieden om scenery-details aan te brengen.
Mijn
bergen reiken van de grond tot bijna het plafond. Deze hoogte verkreeg ik door
de afstand tussen de grond en de “tafelhoogte” te bekleden met MDF-platen
waarop ik horizontaal stroken boomschors lijmde. Deze boomschorsstroken komen
van oude verweerde vlierbomen en enkele oude dode eiken die de schors loslieten.
Eerst de schorsplaten ontdoen van ongedierte (hoofdzakelijk pissebedden en
duizendpoten. Als de schorsstroken vochtig zijn deze onder druk plat laten
drogen. Daarna op de platen lijmen of schroeven, eventuele kieren opvullen met
kit of kleine stukjes schors en het geheel weer schilderen met latexverven ( een
techniek die ik ook in de generatiekloof van onze N-baan heb toegepast.) Op een
Modelbaan in Denemarken zag ik hoe men schorspanelen verticaal op een
berghelling plaatste, hetgeen een totaal ander effect gaf.
Om bij veranderingen of storingen overal goed bij te kunnen komen heb ik enkele rotsmassieven op een plaat gemaakt ( montagekit is een bijzonder sterke lijmkit) waardoor ik hele rotspartijen op kan tillen en zo bij spoortrajecten kan komen achter de rotspartijen.
De achtergrond is een poster van Faller ( achtergrond van Neuschwanstein). Als de rotsmassieven geschilderd zijn komt de invulling of aankleding: hoe zijn de verschillende delen bereikbaar? Hoe kunnen bergweggetjes aangelegd worden, moeten er bruggetjes of hangbruggetjes komen, is een kabelbaan een mogelijkheid, etc. Dan komt naast de vegetatie de fauna: vogels, berggeiten, steenbokken, beren, etc.